De verschillende soorten gebouwen hadden hun eigen plaats op het fabrieksterrein. De spinnerijen stonden in de lengterichting oost-west georiënteerd, de weefsheds stonden aan de noordzijde van hoge spinnerijgebouwen, zodat de lichtval op de beglaasde kant uit het noorden kwam. Tussen de beide complexen liep de fabrieksstraat. Deze organisatie werd vooral op de grote terreinen zoals die van Rigtersbleek en Jannink in acht genomen |
|
Bron: Functioneel en manifest | |
De fantasievolle vormgeving van de torens was afkomstig van de Lancashire spinnerijen in Engeland. De ‘Hotel de Ville’ vorm werd vooral door Sidney Stott gebruikt als bekroning van de toren. Dit type bekroning bestond uit een afgeknot schild- of tentdak, met een gietijzeren 16 hekwerk op het dak. R. Holden die dit type toren benoemde, ontleende de naam aan de toren van het Parijse Hôtel de Ville (1553-1628), ontworpen door de Franse architect Pierre Chambiges en de Italiaan Dominico da Cortona. (fig.64) Dit soort torens uit de vroege Franse 17 renaissance (Francois I) was destijds gebruikelijk bij stadhuizen en kastelen, zoals Chateau Blois (1515-1524) aan de Loire.(fig.65) In de negentiende eeuw werd deze torenbekroning populair voor andere monumentale gebouwen. |
|
Bron: Scriptie | |
Deel van een tekening omtrent de verbouwing tot wooneenheden | |
Bron: Monumenten van Bedrijf en Techniek. pag. 72 | |