De remise:
Waarom Sint-Michielsgestel werd uitgekozen als plaats voor de remise is niet duidelijk. Er werd in ieder geval op 20 oktober 1898 aan de huidige Schijndelseweg 32 een stuk grond gekocht, op luttele meters afstand van de Dommelstroom of althans van een dode arm van die Dommel. De droge bedding ervan is nu nog steeds achter het huis zichtbaar. Er werd een emplacement aangelegd, en een locomotief- en rijtuigremise alsmede een stations- 21 gebouwtje gerealiseerd . Van hieruit leidde men aanvankelijk de exploitatie, terwijl het materieel van de maatschappij, vier locomotieven en zes rijtuigen, er een onderkomen had. Het was er best een regelmatig komen en gaan, want er gingen vijf trams per dag naar Sint-Oedenrode en twee reden er door naar Vught en weer terug. Toen het baanvak naar 's-Hertogenbosch in exploitatie kwam, reden er vanaf dat moment zelfs acht doorgaande trams op de lijn 'sHertogenbosch Sint-Oedenrode - Eindhoven. Op het zijlijntje naar Halder-Vught deed de paardentractie in 1899 zijn intrede, waarvoor twee paarden en twee gesloten paardentramrijtuigen werden aangeschaft. Daar moest een afzonderlijke paardenstal voor worden gebouwd.

Al spoedig, in 1900 namelijk, werd de exploitatie en het onderhoud van de stoomlocomotieven overgebracht naar 's-Hertogenbosch, zodat vanaf dat jaar alleen de paardentram op Vught aan de Schijndelseweg waarvan het eerste stuk Stationsstraat ging heten - daar nog onderdak vond. We mogen aannemen dat de locomotieven er wel een innamepunt voor water en brandstof hadden. In het BHIC liggen tekeningen, plannen om de tweedelige loods, die was voorzien van een dak met schuin invallend licht, naar Eindhoven te verplaatsen. De lijn naar Vught werd in 1917 gesloten, zodat ook de paardenremise toen buiten gebruik kon worden gesteld. Na de sluiting van de tramlijn Na de opheffing van de tramlijn en de buiten gebruikstelling van de remise werd het pand verkocht aan aannemer De Koning, die een groot huis had naast de kiosk die aan de markt stond, 22 zo tegenover de protestante kerk . Hij had het remisegebouwtje verhuurd, laatstelijk aan de familie Legierse. Toen De Koning overleed werd het pand door zijn kinderen geërfd. Dochter Annie de Koning verkocht het in 1961 aan de familie Van de SteenGartsen die het voornemen hadden er te gaan wonen.

Dat ging niet zomaar, want huurrechten zijn sterke rechten en er moest dus drie jaar worden gewacht tot de Legiersen naar een ander huis trokken. Al die tijd had de familie Van de Steen vanaf een pand aan de overzijde naar hun nieuwe huis zitten kijken en toen zij er eindelijk in konden, had de vrouw des huizes “er ginnen aard”, zoals ze dat op z'n Brabants zeggen. Zwager Henk Gartsen nam het huis in 1965 over, eerst als huurder en in 1967 als koper. Hij woont er samen met zijn vrouw nu al 41 jaar in en heeft er drie kinderen grootgebracht. Het huis was feitelijk te klein voor een gezin en het is in de loop van de jaren verbouwd tot een gerieflijker huis. “Stukje bij beetje”, zegt Henk Gartsen, “want in onze tijd moest er eerst gespaard worden voor er verbouwd kon worden”. Het was niet groot, maar om in te beginnen groot genoeg. Wat dat betreft had de familie Legierse het moeilijker gehad, want het huis met een basismaat van ongeveer acht bij zes en een halve meter, begane grond en een zolder van acht bij vier, moest plaats bieden voor hun elf gezinsleden. Toen hij het huis overnam, was het nog vrijwel in oorspronkelijke staat (foto), behalve dan dat de karakteristieke betimmering aan de dakgevel was verdwenen en de loodsen ontbraken, die dus waarschijnlijk naar Eindhoven waren verplaatst. De remise was stevig gebouwd, en zwaar gefundeerd. Die fundering ligt er nog, je kunt het zelf zien. De benedenverdieping had een plafondhoogte van maar liefst 3.65 meter met plafonds van rietkalk. Je kwam het gebouwtje binnen door de ronde deur naar de wachtruimte. Daar was een deur naar rechts die toegang gaf tot het kantoor van vier bij vier meter, dan een loket en een tweede deur die toegang gaf tot een archiefruimte Tekening die in 1898 gemaakt werd voor de aanleg van het remiseplein door Tramweg-Maatschappij “De Meierij” (BHIC).


De heertgang jaargang 14, oktober 2008 11
Een typische amateurfoto uit de 60-er jaren van de vroegere remise, toen in gebruik als woonhuis. Langs de weg staat de vuilnisemmer te wachten op de vuilniswagen. Foto uit familiearchief familie Gartsen. 10 De heertgang jaargang 14, oktober 2008 De overheid poogde de wildgroei van de busbedrijven in te dammen met de invoering in 1926 van de Wet Openbare Vervoermiddelen, maar stond daarbij wel toe dat tram en bus elkaar op dezelfde lijn beconcurreerden. De trammaatschappijen gingen er op den duur zelfs toe over om zelf dan maar met bussen te gaan rijden. In 1929 werd door de Meijerij van GS een busvergunning verkregen. De moeilijkheden bij de trammaatschappijen liepen echter dermate hoog op dat in 1932, na eerder initiatief om in Oost-Brabant te fuseren, door de regering werd besloten alle Brabantse maatschappijen in een fusie bij elkaar te brengen. Zo ontstond in 1934 de BBA, de Brabantse Buurtspoorwegen en Autodiensten. Onder andere als gevolg van deze ontwikkelingen naar een gereguleerde dienst, gingen er vanaf mei 1933 twee Fordson bussen rijden en werden de tramlijnen vanuit Sint-Michielsgestel naar Den Dungen/'s-Hertogenbosch en naar Sint-Oedenrode in 1934 voor personenvervoer opgeheven en in 1936 voor het goederenvervoer. In die jaren werden de lijnen niet alleen opgeheven maar werden de tramlijnen ook daadwerkelijk opgebroken. De paardentram voor personenvervoer naar Vught was al eerder in 1917 gesloten.
Er is geen tramlijn geweest waar geen kleine of grote ongelukken mee hebben plaats gevonden, maar geen enkele vormt een zo tragische confrontatie tussen de drie vervoersvormen van dat moment, de autobus, de komende auto, en de gaande tram als het ongeluk dat op 31 maart 1935 plaats vond. Op die datum namelijk raakte een luxe auto die moest uitwijken voor een autobus, komend uit de richting 's-Hertogenbosch tegenover de R.K. Kerk in de ter plaatse gelegde tramrails die hoog boven het wegdek uitstaken. "De bestuurder", zo deelt de gemeente mee, "scheen hierdoor het beheer over het stuur te hebben verloren, waardoor de auto in de rivier De Dommel stortte en geheel onder water verdween. In deze auto waren vijf uit Vught afkomstige personen gezeten, welke ondanks onmiddellijk ingestelde reddingspogingen, jammerlijk zijn verdronken". De begrafenis werd door beide dorpen beleefd, zelfs beide burgemeesters gaven acte de présence .

Formeel werden de tramlijnen in 1936 opgeruimd , maar dat gold niet voor heel SintMichielsgestel. “Als je niet uitkeek zat je met je Solex in de rails vast”, herinnert Henk Gartsen zich nog.

Bron: De Heerlijkheid Herlaar